Van een gezicht in je toast tot samenzweringen

Wij mensen zijn patroonherkennende zoogdieren. Onze verre voorouders waren in staat om de gevaarlijke omstandigheden van de savanne te overleven, doordat ze snel hongerige beesten in hun omgeving konden spotten. Dit vereist een efficiënt mechanisme in onze hersenpan dat betekenisvolle patronen (de kop van een tijger) kan onderscheiden van een ruizige achtergrond (het gras).

Jezus op je tosti

Echter, het vermogen om snel en met zo min mogelijk missers betekenisvolle zaken te herkennen heeft een interessante bijwerking: onze patroonherkenning is door de evolutie net iets té gevoelig afgesteld. Dat is goed geweest voor de overlevingskansen van onze voorouders: een slangenkop zien die er eigenlijk niet is, is vrij onschuldig, maar een gemiste poema op rechts eindigt direct alle kansen op voortplanting. Dat zorgt er voor dat ons gevoelig afgestelde detectiesysteem nog al eens betekenisvolle zaken ziet, terwijl die er helemaal niet zijn. Denk maar eens aan het zien van gezichten in de wolken, of niemand minder dan onze Lieve Heer op een stuk geroosterd brood – een fenomeen dat bekend staat als pareidolie.

Complotdenken

Nou hebben we allemaal wel eens dat we een gezicht in een gebakken ei zien, maar zouden sommige mensen dat nu vaker hebben dan anderen? En zo ja, wat zegt dat dan? Zou het niet zo kunnen zijn dat een aanleg voor het zien van illusoire patronen verder gaat dan enkel het visuele domein? Denk aan het zien van oorzakelijke verbanden tussen gebeurtenissen die niet aantoonbaar aan elkaar gerelateerd zijn, zoals het knipperen van het licht boven de eettafel toewijden aan de geest van ome Bert, of het zien van complotten in de samenleving.

Onderzoek

Een serie wetenschappelijke studies onderzocht precies deze vraag. Ze lieten mensen van allerlei pluimage vlekkerige afbeeldingen zien, waar feitelijk niets in te zien was. De deelnemers moesten aangeven of ze er een gezicht in zagen of niet. Na afloop werd hen gevraagd om een serie vragenlijsten in te vullen, waaruit bleek in hoeverre ze geloofden in samenzweringen, paranormale gebeurtenissen, en in hoeverre ze zichzelf als religieus beschouwden.

Uit deze onderzoeken kwam naar voren dat er een aantoonbaar positief verband is tussen hoeveel gezichten men in de ruisige beelden zag, en hoe sterk men gelooft in samenzweringen en bovennatuurlijke fenomenen: hoe meer gezichten men in de ruis zag, hoe sterker de neiging om aangetoonde verbanden te zien. Ook de factoren ‘geloven in paranormale gebeurtenissen’ en religiositeit bleken sterk samen te hangen met hoe sterk men illusoire gezichten zag.

Interventie?

We hebben allemaal een mechanisme in ons hoofd dat actief verbanden en patronen probeert te zien in de chaotische wereld om ons heen. Bij sommige mensen draait deze patronenmachine meer overuren dan bij anderen, wat zich lijkt te uiten in het zien van verbanden waarvoor eigenlijk geen redelijk bewijs bestaat. Tot dusver is niet bekend waardoor dat nou komt. Zouden er bepaalde persoonlijkheidseigenschappen zijn die hiermee samenhangen? Zouden er interventies mogelijk zijn, die er voor zorgen dat we minder gezichten in ruis zien? En wie weet kunnen we de behandeling wel uitbreiden naar mensen die op woensdagmiddag naar Astro-TV zitten te kijken.