Ik denk, maar ik besta niet

Hordes filosofen hebben zich de afgelopen eeuwen gepijnigd over de vraag over wat je nu zeker kunt weten. Weet je eigenlijk wel zeker dat je zélf bestaat? De Fransman René Descartes kwam na een periode twijfelen tot de conclusie dat er maar één ding is waar hij zeker van is: hij twijfelt of hij bestaat. En omdat hij degene is die dat getwijfel voortbrengt, moet hij wel bestaan: cogito ergo sum, ik denk dus ik besta. Zolang iemand sceptisch is over zijn eigen bestaan, bewijst dat in zichzelf dat deze denker bestaat.

Brein in een glazen pot

Maar wie is dat dan, die denker? Met hoeveel zekerheid kun je zeggen dat je een mens bent, levend tussen andere schepsels op een bol die door de ruimte zweeft? Al deze overtuigingen komen voort uit prikkels die via onze zintuigen ons brein binnen komen. De Amerikaanse filosoof Gilbert Harman stelde al dat we op geen enkele wijze kunnen bewijzen dat we niet simpel een brein in een glazen pot zijn. Aangesloten op een netwerk van draden die onze hersenen dusdanig prikkelen, dat we de sensaties hebben die we nu hebben.

Ik lig ’s nachts niet wakker van de gedachte dat een boosaardig genie mij als een mentale marionet bespeelt. Ook al kan ik niet bewijzen dat dit niet het geval is, het idee leunt zo sterk op een reeks aannames dat ik de waarschijnlijkheid er van niet zo groot acht.

Boltzmann-brein

Maar toen kwam Ludwig Boltzmann om de hoek kijken. Deze 19e eeuwse Oostenrijkse natuurkundige hield zich bezig met de thermodynamica. Deze tak van wetenschap veronderstelt dat er in ons heelal af en toe spontaan piepkleine deeltjes ontstaan en vrijwel direct weer verdwijnen. Met genoeg tijd (en het universum heeft geen haast) zal af en toe een nieuw deeltje met een ander deeltje samenklonteren. Sommige van deze klompjes deeltjes zullen samen grotere deeltjes kunnen vormen. Een zandkorrel weliswaar. Of een rotsblok.

Of een zelfbewust brein, zei Boltzmann. De kans dat allerlei nieuwe deeltjes ontstaan en op zo’n manier samensmelten dat ze zoiets complex als een brein vormen, is natuurlijk vreselijk klein. Maar op de schaal van het universum is het slechts een kwestie van geduld hebben voordat zo’n ruimtebrein uit het niets de realiteit in ‘plopt’, compleet met ervaringen en herinneringen. Sterker nog, Boltzmann berekende dat de kans op het ontstaan van Boltzmann-breinen uit kwantumfluctuaties vele malen groter is dan de kans dat breinen zijn ontstaan op de manier zoals we dat nu denken: miljarden jaren van evolutie binnen een heelal waarin alle parameters precies goed lijken te zijn.

Volgens Boltzmann is de kans dus maar klein dat je nu echt als een mens van vlees en bloed achter je schermpje deze column leest. Statistisch gezien is het veel waarschijnlijker dat alles om je heen een illusie is, gecreëerd door een eenzaam bewustzijn dat door de koude ruimte zweeft. Welterusten vanavond!