De demente ziel

“Geloof je in de ziel?” vroeg de vrouw me terwijl ze in haar thee roerde. Ik wist niet goed wat ik moest antwoorden, want er zijn zoveel verschillende definities in omloop. Sommige mensen hanteren een praktische visie, waarbij de ziel in feite niets meer is dan je verzameling emoties. Anderen gaan zo ver dat zelfs de definitie van de ziel naar wierook ruikt. “Wat is dat, de ziel?” vroeg ik dus maar. “De spirituele en onstoffelijke entiteit die diep vanbinnen je identiteit bepaalt, en die na de dood van jouw stoffelijk lichaam voortbestaat.” Ik begon te vermoeden dat ik te maken had met iemand uit de laatste categorie.

Geen bewijs voor de ziel?

Ik moest de dame tegenover mij toegeven dat ik niet in het bestaan van die ziel geloof. Ze leek niet verrast, getuige een zelfgenoegzaam glimlachje dat zich op haar lippen vormde. “Dat dacht ik al.” Kort daarvoor had ik haar verteld dat ik er als hersenwetenschapper van overtuigd ben dat het brein bepaalt wie je bent.

“Je bent niet de eerste wetenschapper met wie ik praat. Je gelooft zeker niet in het bestaan van de ziel omdat je er geen bewijs voor hebt? Maar heb je dan bewijs dat de ziel niet bestaat?” Verdomd. Ze heeft me tuk. Zolang ik niet heb bewezen dat kabouters, geldpoepende ezels en Oeleboele de behekste hamster niet bestaan, mag jij erin geloven zonder dat anderen je uitlachen. Althans, zoiets moet iemand die dit argument gebruikt toch denken.

Bewijs tegen de ziel?

Maar in het geval van de onstoffelijke ziel kun je een stuk verder gaan dan slechts stellen dat er geen bewijs voor is: alles wat we weten over identiteit en de hersenen is genoeg om te snappen hoe absurd het idee van een ziel is.

Wanneer de hersenen fysiek veranderen (door alcohol, ongelukken, operaties), veranderen iemands persoonlijkheid, iemands herinneringen, iemands cognitieve vermogens. Verandert hiermee een ziel dan ook? Kan een ziel dronken zijn? Krioelt het in het hiernamaals van de heftig dementerende zielen van overleden Alzheimer-patiënten?

De aspecten die aan een ziel worden toegeschreven, blijken direct gerelateerd aan onze fysieke hersenen. Dus als mijn brein sterft, wat voor goede reden heb ik dan om te denken dat er ook maar iets wat mij mij maakt, blijft voortbestaan?

Twee zielen?

Een ziel lijkt ook niet in de verhouding één op één bij een lichaam te horen. Als je de verbinding tussen de linker- en rechterhersenhelft doorsnijdt, blijken beide hersenhelften een eigen onafhankelijke persoonlijkheid te krijgen. Betekent dat dat één ziel nu ineens in twee verschillende zielen is veranderd? En als een ziel al ontstaat vlak na conceptie, deelt die ziel zich dan ook in tweeën wanneer de vroege foetus zich afsplitst in een tweeling? En wat te denken van foetale resorptie, waarbij een tweeling in de baarmoeder zich in een vroeg stadium weer verenigt tot één kindje – krijg je dan een gemiddelde van twee zielen?

“Ga je alweer?”, vroeg de dame toen ik opstond. Ik floepte er snel uit dat ik mijn hamster Oeleboele voor middernacht een maagd moest voeren. Volgens mij geloofde ze me niet. Hoe hypocriet.

 

Dit artikel verscheen ook op Kaf.