Een vaas met M&M’s en een rechtszaak

Denken is moeilijk. Ons brein is simpelweg niet gemaakt om altijd logisch te redeneren. Ook mijn brein niet. Toegegeven, onze hersenen zijn in staat om heel wat knap denkwerk te verrichten. Maar zodra emotie of intuïtie in het spel komt, winnen zij het nog wel eens van logica.  Daar hoeven we niet vervelend om te doen, zo zit de mens nu eenmaal in elkaar. Helaas kent ons brein nog een eigenschap: we overschatten de betrouwbaarheid van ons denkvermogen systematisch. En zo komt het regelmatig voor dat we fouten maken in ons denken, terwijl we ervan overtuigd zijn dat we de waarheid voor ogen hebben. Ik doe dat ook. En je vrienden, familie, bankdirecteuren, artsen, rechters, geestelijken en politici ook. En dat leidt op haar beurt onvermijdelijk tot ingrijpende besluiten die gebaseerd worden op verkeerde aannames, onderbuikgevoelens en emoties, in plaats van op hoe zaken écht in elkaar zitten. Daarom lijkt het mij een nobel streven om met zijn allen een beetje meer bewust te worden van denkfouten die we allemaal gemakkelijk maken. Dat we openstaan voor de mogelijkheid dat die sterke overtuiging die we hebben misschien wel eens onjuist kan zijn. Daar worden we allemaal misschien een beetje gelukkiger van. Hoe bereik je dat? Door een klein beetje te leren hoe ons denken werkt, in plaats van ons te focussen op wat we denken.

Vandaag: een vaas met M&M’s en een rechtszaak

Ik heb een enorme glazen vaas. Omdat bloemen geen lang leven beschoren is als ze onder mijn verantwoordelijkheid vallen, heb ik voor de grap besloten om die vaas tot aan de rand te vullen met M&M’s. Nu vraag ik jou om die vaas eventjes te bekijken, en me te vertellen of het hier een even of een oneven aantal M&M’s betreft. Wat is daarop je antwoord?

Als je antwoord iets is in de trant van ‘hoe moet ik dat nou weten’: gefeliciteerd. Dat kun je niet weten, dus het enige juiste antwoord op dat moment is ‘ik weet het niet’.

Maar nu komt je oom langs. Hij bekijkt de vaas eens een keer en hij zegt dat er een even aantal M&M’s in die vaas zit. Je vraagt hem hoe hij tot die conclusie is gekomen, en hij antwoordt dat hij vannacht heeft gedroomd dat even getallen een grote rol zouden gaan spelen die dag. Daardoor weet hij het vrij zeker: er zit een even aantal snoepjes in die vaas. Geloof je zijn uitspraak?

Waarschijnlijk niet. Vage dromen hebben weinig betrekking op precieze aantallen M&M’s in vazen. Dus: nee, je gelooft hem niet. Maar dan zegt je oom: ‘Aha! Dus jij gelooft niet dat het een even aantal is? Jij denkt dus dat het een oneven aantal is?’

Je denkt even na. ‘Nee. Ik ben het gewoon niet eens met jouw claim dat het een even aantal is.’ Het hoofd van je oom begint langzaam de kleur te krijgen van één van de M&M’s. ‘Dat is belachelijk’, zegt hij. ‘Het is óf een even aantal, óf een oneven aantal! Er bestaat geen andere optie. Je gelooft niet dat het even is, dus dan zeg je toch eigenlijk dat het oneven is?’

Deze discussie illustreert een heel belangrijk principe. Neem een willekeurig dilemma, waarbij noodzakelijk één van de twee mogelijkheden waar moet zijn. Iemand is schuldig of onschuldig. God bestaat wel of God bestaat niet. De wereld is rond of de wereld is niet rond. Stel dat iemand vervolgens een bepaald standpunt inneemt: een verdachte is schuldig aan moord. De argumenten die deze persoon echter gebruikt om zijn standpunt te ondersteunen zijn niet sterk genoeg. In dat geval kan het zijn dat je niet overtuigd bent van de schuld van de verdachte. Dat zegt echter niets over de waarschijnlijkheid dat de verdachte onschuldig is. De aangevoerde bewijzen en argumenten die je ervan zouden moeten overtuigen dat verdachte de misdaad echt begaan heeft zijn simpelweg niet overtuigend genoeg geweest. Niet meer en niet minder.

In het geval van de M&M’s is dat waarschijnlijk wel duidelijk, maar in veel alledaagse situaties kan je intuïtie het winnen van logica. Meestal gelukkig zonder verregaande gevolgen, maar wat als dergelijke redeneringen worden gebruikt binnen de politiek of de rechtspraak?

Een intrigerend voorbeeld komt naar voren in de Netflix-documentaire Making A Murderer. In een moordzaak worden bloedsporen van de verdachte gevonden in de auto van het slachtoffer. Duidelijker bewijs dat de verdachte op de plaats delict is geweest is nauwelijks voor te stellen. Tenzij… Tenzij iemand met kwade opzet bloed van de verdachte in de auto van het slachtoffer heeft geplaatst, met de intentie om de verdachte er in te luizen. Er zijn redenen om aan te nemen dat enkele politieagenten een motief hadden om de verdachte op te laten draaien voor een moord die hij niet pleegde.

Door de verdediging van de verdachte wordt een onderzoek ingesteld naar de bloedsporen in de auto. Het kan namelijk zo zijn dat het bloed uit een laboratorium afkomstig is waar bloedmonsters van de verdachte worden bewaard. Als dat het geval is, zal het antistollingsmiddel EDTA in de bloedsporen zitten. Dit chemische stofje wordt aan alle bloedmonsters toegevoegd om er voor te zorgen dat het bloed in de buisjes niet tot een grote klont stolt in de loop van de tijd.

Jammer genoeg is de test die gebruikt wordt om EDTA aan te tonen geen kwestie van wat bloed in een apparaat gieten en op een rode knop drukken; het is een tijdrovende klus, en de test zelf is niet heel erg gevoelig. Mocht de test aanduiden dat er EDTA in de bloedsporen zit wijst dat op kwade opzet. Maar wat als de test negatief is?

De test bleek negatief. De claim van de verdediging dat het bloed uit een bloedmonster afkomstig was werd niet ondersteund door de EDTA-test. Wat zegt dat over de waarschijnlijkheid dat het bloed niet uit een laboratorium afkomstig is, en dus door de verdachte zelf is achtergelaten? De intuïtie van veel mensen, inclusief openbare aanklagers en juryleden, is dat het falen van de EDTA-test bewijslast tegen de verdachte is (“als je niet overtuigd bent van een even aantal snoepjes in een vaas, neig je dus meer naar een oneven aantal M&M’s!”). Dat was dan ook precies de argumentatie van de openbare aanklager in zijn slotpleidooi richting de jury. Een jury die, conform het Amerikaanse rechtssysteem, bestaat uit gewone burgers uit alle lagen van de maatschappij. En die misschien nog wel iets gevoeliger zijn voor dergelijke foutieve redeneringen. Alleen hangt er dit keer een gevangenisstraf vanaf.

Denken is moeilijk. Het belangrijkste wat we kunnen doen om ons tegen denkfouten te wapenen, is ons precies dat te beseffen en dat we dus fouten kunnen maken. Ook al hebben we dat vrijwel nooit door.