Hoe verklaar je dat dan?

Er is er altijd wel eentje in de zaal. Ik geef een lezing, en na afloop komt ze naar me toe. Aan de blik in haar ogen kan ik al zien hoe laat het is. Ze laat een wolk van macrobiotisch sterrenstof achter terwijl ze op me afzweeft. Ze heeft een vraag. Een vraag waarop ze vooral lijkt te willen horen dat ik het antwoord niet weet. Ik probeer snel een gesprek aan te knopen met een andere toehoorder, maar ik ben te laat. “Hoe verklaar je dat dan?”

Déjà vu

Ik gaf een lezing aan kinderen over de hersenen en het geheugen. Ik legde uit hoe een déjà vu werkt, en dat we nu goed begrijpen waar de illusie dat je écht even in de toekomst kunt kijken vandaan komt. Na afloop komt moeders naar me toe. Bij haar zit het anders. Zij kan bij een déjà vu wél echt in de toekomst kijken. “Hoe verklaar je dat dan?”. Mevrouw, ik heb geen idee. Waarschijnlijk komt u daadwerkelijk uit een tovenaarsgeslacht. Heette uw vader Merlijn? Niet te veel opscheppen in de Biblebelt, voor u het weet eindigt u op de brandstapel. “Interessant hoor, mevrouw. Zoals ik net al zei, weten we vrij goed dat het een illusie is. Een sterke illusie, maar toch echt een illusie. Er is geen enkel bewijs dat déjà vu’s echt een kijkje in de toekomst geven”. Ze nam er geen genoegen mee. Bij haar was het wél echt, vertelde ze me met een genoegzame grijns. Om haar punt extra kracht bij te zetten, wees ze me er prompt op dat ze overleden mensen kan zien: “Ik zie er nu zelfs eentje achter je staan.” Nee mevrouw, dat is mijn oma en ze heeft een slechte dag. Wilt u nu gaan? En neem uw overledenen mee alstublieft.

Klei

Vorige maand vertelde ik op een wetenschapsconventie over de modernste technieken in het hersenonderzoek. Er zat een leger journalisten van De Volkskrant, NRC en Vrij Nederland die graag met de sprekers wilden babbelen. Terwijl ik me na mijn lezing gereed maakte voor wat publiciteit, kwam een besnorde meneer in ruimzittend pak direct op me af gebeend. “Ik wil even de mening van een wetenschapper.” Oh nee. “De wetenschap denkt dat het eerste leven op aarde is ontstaan uit eiwitten, maar ik heb in mijn onderzoek ontdekt dat leven feitelijk uit klei is ontstaan.” Heeft u op de hobbyclub uw handen vergeten te wassen, meneer? “O ja?”, antwoordde ik, terwijl ik zag hoe twee journalisten stonden te wachten op hun beurt. De meneer vervolgde: “Ik zal u even mijn model uitleggen. Het is gebaseerd op eeuwenoude documenten uit India.” Gaat uw gang, meneer. Let u niet op de ongeduldige grijns op mijn gezicht. “Het toont uiteindelijk aan dat kabouters en reuzen ook echt op deze wereld hebben geleefd.” Kabouters en reuzen. Ik zag in mijn ooghoek hoe één van de journalisten wegliep. “Ik heb mijn bevindingen al meermaals naar onderzoekers in Delft en Leiden opgestuurd, maar ik krijg geen reactie. Ze voelen de dreiging van mijn alternatieve theorie.” Potverdulleme, u heeft ons door. Ik lig ’s nachts angstig op mijn kussen te kauwen als ik denk aan de dreiging uit de hoek van de keukentafelwetenschappers.

Waarom?

Deze twee amateurtheoretici waren niet de enige vragenstellers. Veel spirituele zielen lijken de behoefte te hebben om hun denkbeelden even te staven bij een wetenschapper. Is men oprecht benieuwd om te horen of de wetenschap er een heldere verklaring voor heeft? Volgens mij niet: als je hen er op wijst dat een Derek Ogilvie niet echt met de doden staat te lullen maar je gewoon voor de gek houdt, is de vraagsteller meestal niet erg ontvankelijk. Is het dan omdat men wil horen dat de wetenschap geen verklaring heeft voor een ervaring die iemand heeft gehad? Ik probeer me voor te stellen dat dat dan lekker voelt, terwijl het toch op geen enkele manier gewicht geeft aan de bovennatuurlijke uitleg die men zo koestert. Of hoopt men misschien dat de wetenschapper stilvalt, en met serieuze blik zegt met een heel bijzonder persoon te maken te hebben?

Ik lijk een vreemde aantrekkingskracht op dit soort hobbydenkers te hebben, en ik heb me lang afgevraagd waarom. Maar na afloop van een massage wist de behandelaar me gisteren het antwoord te geven. Ze had mijn chakra’s gevoeld, en geconstateerd dat ik een open persoonlijkheid heb. “O ja?”, vroeg ik. Ze knikte bevestigend. “Ik voel dat je erg naar het spirituele neigt.” Lijkbleek verliet ik de spa. Mijn laatste hoop is gevestigd op een exorcisme.